Pagina's

woensdag 24 februari 1993

Marx, materie en liefde

Geachte redactie van het AD,


Wanneer de mens slechts als een economische productiefactor gezien gaat worden, betekent dit het einde van die maatschappij. Zeer juist weet Jeanet Doornbos (AD 23/2/93) dat te verwoorden waarbij haar ervaring als sociaal werkster een grote verdienste is geweest. Arbeid die louter verricht moet worden in de strijd om het bestaan, waarin geen persoonlijke betrokkenheid en ontplooiing mogelijk is, of waarin de eigen haard en de opvoeding van de eigen kinderen tot de staat behoort, is mensonwaardig. En toch is dit het systeem dat Karl Marx bedacht op basis van een materialistische ideologie.


Marx reduceerde de mens tot dualistische materie die zijn hoogste ontwikkeling of volmaaktheid zou vinden in de productie, als een tandwiel in een grote machine. De revolutie, met de vernietiging van de Bourgeoisie door het Proletariaat, zou spontaan tot de harmonie van een sociaaleconomische heilstaat leiden. Lenin heeft deze machine op bloedige wijze in werking gezet met een absolute staatscontrole op mens en productie. De erfenis die hij 5 jaar later bij zijn dood in 1924 achterliet, was een failliet en murw geslagen land, met een dictatoriaal systeem (of structuur) die 65 jaar lang de menselijke waardigheid heeft veracht. Gelukkig is het doek in 1989 gevallen. Tijd om zich af te vragen wat de werkelijke grond is van de menselijke waardigheid, van waarden en normen, van een samenleving. Jeanet noemt liefde, dialoog, partnership.


In iedere mens is wel iets waarin hij beter is dan een ander, waarin hij/zij onze meerdere is. Elke mens neemt met zijn persoonlijkheid een unieke plaats in. Waarom eigenlijk? Waarom is er eigenlijk iets en niet niets. Als er toch ook niets had kunnen zijn, waarom is er dan toch iets.


Als je op een zonnige voorjaarsmiddag de gelegenheid neemt om door de vrije natuur te wandelen, lijken onze problemen vaak zo kleinzielig. De natuur groeit en bloeit in al haar pracht, zij gaat ongestoord haar gang. Haar schoonheid roept in ons gevoelens op van eerbied, ontroering en vreugde. Het is alsof zij ons toelacht, alsof zij ons iets zeggen wil. Zij fluistert, maar velen zijn te doof om haar te horen; zij knipoogt naar ons, maar we zien het niet.